Op 28 april 1918 werd Maximiliaan priester gewijd en las de volgende dag zijn eerste H. Mis op het altaar van het mirakel dat ons herinnert aan deze beroemde bekering van Alfons Ratisbonne. Na de oprichting volgde er een jaar vol moeilijkheden waaronder de Spaanse griep en men sprak niet meer over de M.I. Door tussenkomst echter van de rector en de aartsbisschop werd Paus Benedictus XV persoonlijk ingelicht over de M.I. en verleende daarop zijn zegen en aanmoediging aan dit initiatief. Hierdoor sloten veel studenten van het college zich aan en het aantal leden groeide. Na drie jaar werd tenslotte de kerkelijke goedkeuring verleend aan de M.I. Pater Maximiliaan Kolbe was toen weer in Polen. Later werd Rome de hoofdzetel van de M.I. en werd het mogelijk ook elders afdelingen op te richten, die met Rome verbonden bleven.
In het artikel in het Informatieblad nummer 306 van september-oktober 2018 zagen we reeds wat het doel is van de M.I., de graden die er bestaan, de verplichtingen die men heeft, de middelen om te strijden enz. Hier gaan we daar dus verder niet dieper op in. Wel moge duidelijk zijn dat de oprichting van de M.I. een werk van de Voorzienigheid is, die juist plaatsvond in het jaar 1917 toen ook Maria verscheen te Fatima. Daar vroeg Maria om liefde, eerherstel en tegelijkertijd om toewijding van het mensdom aan haar Onbevlekt Hart; in Rome schonk Pater Kolbe het leven aan een werk van liefde, eerherstel en toewijding aan Maria, als eerste van de Ridders van de nieuwe mariale kruistocht. Te Fatima moedigde de Heilige Maagd de kinderen aan te geloven, te hopen en te beminnen en te Rome zwoeren de eerste Ridders van de M.I. geloof, hoop en liefde aan de Onbevlekte en het bekende dagelijkse schietgebedje. Laat ons nu verder gaan met het leven van Pater Kolbe.
Pater Kolbe gaf les in de kerkelijke geschiedenis aan het professoraat van de Orde in Krakau, maar nauwelijks twee maanden later lag hij daar al in het ziekenhuis met hoge koorts wegens een ziekte aan de longen, waarop ook nog eens een algemene inzinking volgde. Wel bleef hij verbonden aan het klooster in Krakau en hoorde daar biecht en hield korte toespraken. Deze gebruikte hij om op kleine schaal het sociale apostolaat van de Ridderschap voor te bereiden. Van de bisschop en de pater provinciaal ontving hij toestemming de M.I. te verspreiden. Er werden Maria-groepen gesticht onder andere bij studenten en soldaten. Om het contact te kunnen houden wilde Pater Kolbe een tijdschrift uitgegeven, “De Ridder der Onbevlekte”.
Echter, Pater Kolbe kreeg tuberculose en werd opgenomen in het sanatorium in Zakopane, een stad in Polen. Hij was altijd al wat ziekelijk: hij werd geplaagd door zware migraine, leed aan bloedarmoede en heeft koudvuur gehad aan een wijsvinger. Nadat Pater Kolbe aanvankelijk leek op te knappen en af en toe terug mocht voor een vergadering van de M.I. of een retraite, kreeg hij last van bloedspuwingen. Beide longen waren zwaar aangetast en lange en werkeloze maanden in het sanatorium werden zijn deel.
Talloze malen moest hij zo gedurende jaren aan zijn eigen wil verzaken om zich te voegen naar de wil van de Onbevlekte. Door zijn voorbeeld van onbegrensd vertrouwen in en zijn kinderlijke overgave aan de Onbevlekte was hij een voorbeeld voor de Ridderschap. Pater Kolbe meende zelfs dat de Ridderschap gebouwd moest worden op de weg van tegenspraak: zij zou volgens hem veel vruchtbaarder worden door miskenningen en tegenstand.
Ondertussen benutte Pater Kolbe zijn tijd in het sanatorium door ook daar conferenties te organiseren en zo van gedachten te wisselen over het geloof, voornamelijk met universiteitsstudenten en intellectuelen. Het apostolaat was volgens hem een weerkaatsing van en een overvloed aan liefde die in het hart brandt. Verschillende mensen bekeerden zich en lieten zich dopen. Ook correspondeerde hij met zijn broer Alfons die weldra tot priester gewijd zou worden. Middels zijn brieven wist hij Alfons te heiligen en te vormen naar de geest van de M.I.