Rond Kerst 1921 keerde Pater Kolbe eindelijk vrij van koorts terug naar Krakau. Vrijwel direct begon hij daar met de uitgave van een tijdschrift, “De Ridder van de Onbevlekte”. Pater Kolbe besefte zich dat hij, net als de vijand, zich moest bedienen van de nieuwste uitvindingen om Gods glorie te verkondigen, zoals radio en pers. Het tijdschrift had als doel de leden van de M.I. bijeen te houden, hen vurig te houden en alle families tot de Onbevlekte te brengen.
Het begin was financieel gezien moeilijk en het eerste nummer verscheen zelfs zonder kaft. Zijn overste steunde hem echter ondanks dat het leek dat zijn plannen zijn krachten te boven gingen. Het tijdschrift oogstte veel kritiek en meerdere broeders lieten Pater Kolbe in de steek, wat hem veel leed veroorzaakte. Echter met een grote heldhaftigheid en vurige liefde voor de Onbevlekte zette Pater Kolbe door en overwon zo de moeilijkheden.
De eerste nummers werden in gewone drukkerijen gedrukt en verschenen in een oplage van 5.000 exemplaren per maand. Het tweede nummer telde echter reeds een oplage van 10.000 en het zesde nummer een oplage van 50.000, waardoor verschillende drukkers moesten worden ingeschakeld. Uiteindelijk werd er daarom voor het klooster een drukmachine aangeschaft van de opbrengst van giften.
In 1922 verliet Pater Kolbe met de drukkerij het klooster van Krakau om verder te gaan in het klooster van Grodno, waar geen studenten waren die afgeleid werden door het geluid van de machines en waar ook veel meer ruimte was. Een jaar later was al die ruimte alweer geheel in beslag genomen door de drukkerij en men moest uitbreiden in verband met nieuwe roepingen. “De Ridder” had inmiddels een oplage van 60.000 per maand en er werkten 17 broeders. Pater Kolbe was niet langer meer directeur van de M.I., maar er werd een provinciaal afgevaardigde aangesteld. Pater Kolbe kon dus wederom de deugd van gehoorzaamheid beoefenen…
In de winter van 1925 werd Pater Kolbe echter weer opgenomen in het sanatorium te Zakopane met de verschijnselen van tuberculose. Pas in april 1927 kwam hij weer terug. In de tussentijd is zijn naar Grodno verplaatste broer Pater Alfons zijn vervanger. Bij terugkomst van Pater Kolbe bleek Grodno te klein te zijn geworden voor het Ridderschap en het tijdschrift, dat inmiddels een oplage had van 100.000 exemplaren. Om een indruk te geven: met moeite kon men zich door de gangen bewegen vanwege de papiervoorraad, die daar opgeslagen moest worden en de stapels gedrukte exemplaren van de tijdschriften, die op verzending wachtten. De cellen van de paters en de broeders, op zich al onvoldoende, doordat het aantal broeders zich intussen sterk had uitgebreid, waren veranderd in werkplaatsen bezet met grote werktafels en voorraden lood, die men nodig had voor de linotypes en intertypes. De machines stonden opgesteld in wat vroeger de keuken en de refter waren. `s Avonds werden de bedden in de verschillende “werkplaatsen” klaargemaakt!