“Deze toewijding wilt op geen enkele manier zeggen dat wij de wereld en onze familie moeten verlaten om in een klooster in te trekken. Neen, men kan zich blijven inzetten voor al deze activiteiten in zijn huidige levensstaat. Nu, wij offeren zelf deze zaken niet op maar eerder de Onbevlekte, wiens bezit wij zijn geworden, offert deze zaken zelf op. En Zij offert deze op, niet als onze zwakke werken, die vol van onvolmaaktheden zijn, maar eerder als van Haarzelf. Omdat wij aan Haar toebehoren met alonze bezittingen. Daarom behoren al onze werken ook toe aan Haar. De Onbevlekte Maagd echter, kan niets onvolmaakt of imperfect aan God offeren. In Haar onbevlekte handen worden onze werken onbevlekt, puur en dus onvergelijkbaar meer waardevol.” (Eerste rondzendbrief voor Duitsland, 10 juni 1938).
2019-04-02