Pater Karl Stehlin, geestelijk directeur van de Militia Immaculatae (M.I.) volgens de traditionele observantie, heeft een boek geschreven, getiteld De Onbevlekte, ons ideaal. Hierna volgt de vertaling van een deel uit dit boek, dat betrekking heeft op het werk en het leven van de Ridders van de Onbevlekte, dus de personen die lid zijn van de M.I., met name in onze huidige (eind)tijd.
De Militia Immaculatae, opgericht door Pater Kolbe, is voor alles een levensideaal: aan de ene kant geeft men zich geheel en al aan de Onbevlekte – dat is de persoonlijke bekering en heiliging door Maria – aan de andere kant spant men zich in opdat ook anderen zich geheel aan Maria toewijden – dat is het apostolaat, de naastenliefde. Men gebruikt alle mogelijke middelen voor de bekering en de heiliging van de naaste door de Onbevlekte, die alleen de Middelares van alle Genade is.
Het lidmaatschap van de M.I.
De basis, de eerste graad van de M.I. is het individu, de Ridder, die zichzelf persoonlijk en individueel geheel en al toewijdt aan de Onbevlekte, en rekening houdend met zijn levensstaat, de omstandigheden en zijn levenswijze, alle toegestane en mogelijke middelen gebruikt om de overwinning voor de Onbevlekte te behalen.
De M.I. kent dus eigenlijk geen drempel: iedereen kan Ridder van de Onbevlekte worden, het is genoeg als men in ieder geval de wil heeft zich toe te wijden aan de H. Maagd en te werken aan het heil van de zielen. Pater Kolbe kende de mensen, hij kende hun zwakheden, maar hij kende ook de macht van de Moeder van God om te transformeren, om om te vormen. Zij leidt degene die zich onder haar bescherming stelt en die zich serieus aan haar toewijdt onfeilbaar naar de hoogste toppen van de heiligheid. De M.I. is dan ook op zichzelf al een school van het innerlijk leven. Zoals een mal vormt dit grote ideaal de ziel van een Ridder die geen tegenstand opwerpt tegen de werking van de Onbevlekte; langzaam maar zeker vormt zich in zijn ziel een manier van leven die geheel doordrongen is van de geest, het doel, de middelen en de werken van de M.I.
Men zou kunnen denken dat deze eerste graad van de M.I. de laagste is, een inleiding om het zo maar te zeggen, zonder al te hogen eisen en met een ideaal dat beperkt lijkt. Verre van dat. Zelfs al richt Pater Kolbe zich tot elke christen van goede wil, en hij slechts het minimum vraagt om een goede Ridder te zijn (te weten het dragen van de medaille en het doen van het schietgebedje van de M.I., en dat zelfs niet eens op straffe van zonde), toch eist hij tevens dat de Ridder in zijn persoonlijk leven al zijn talenten ontwikkelt, dat hij alle toegestane en mogelijke middelen gebruikt en dat hij verteerd wordt door ‘de ijver voor Gods huis’. Daaraan ziet men hoe geniaal het idee is om het apostolaat van de M.I. over te laten aan de ijver en de voorzichtigheid van een ieder persoonlijk.
Waaruit bestaat de ware ijver? De ijver drijft ons te werken voor ons ideaal, niet op een gewone manier, maar met energie, enthousiasme en vurigheid. De ijver is een onverzettelijke wil die recht op het doel afgaat, die niet ontmoedigd raakt bij het eerste het beste obstakel en die niet terugdeinst voor offers en verwondingen.
Waaruit bestaat de bovennatuurlijke voorzichtigheid? Die bestaat uit het maken van een realistische en redelijke keuze van de beste middelen om het doel op de meest zekere, snelste en beste wijze te bereiken. De voorzichtigheid vereist een objectieve kijk op de zaken, zij beschouwt het concrete leven van alledag met alle omstandigheden, gebeurtenissen, plichten, om vervolgens de beste middelen te kiezen om de algehele toewijding te verwerkelijken en anderen mee te nemen naar de Onbevlekte.
De strijd, het strijdveld en het goede voorbeeld
Degene dus, die de gehele betekenis van de eerste graad van de M.I. begrijpt, en waaruit zijn missie van eenzame strijder bestaat, hij alleen dringt, zonder enige menselijke hulp, door in de gelederen van de vijand. Hij is niet slechts omgeven door vijanden, hij leeft midden onder hen, hij is ‘in de wereld maar niet van de wereld’. Zelfs al doet hij niets buitengewoons, dan nog hebben de anderen snel in de gaten dat hij niet is zoals zij, dat hij niet dezelfde principes heeft, dat hij anders leeft. Dat wekt hun nieuwsgierigheid op, en op deze wijze zijn al meerderen tot het geloof gekomen. Anderen, de meesten misschien, raken geïrriteerd, want zo wordt hun geestelijke rust verstoord, een rust die overigens slechts ogenschijnlijk is. Een dergelijk mens stoort hen, want hij bezorgt hen een slecht geweten. Daarom wordt hij tot een randfiguur gemaakt, bespot, het zwijgen opgelegd of nog erger. Dat alles neemt de Ridder op zich. En, juist omdat hij alleen ervoor staat, moet hij, wegens zijn zwakte, bijzonder in vereniging met de Onbevlekte leven, meer dan andere stervelingen putten aan die bron van genaden en de wereld vluchten, als hij niet wil omkomen in het gevaar. Dat inspireert nu juist de bovennatuurlijke voorzichtigheid. Bekende voorbeelden van onze tijd tonen aan waartoe een Ridder in staat is: was Pater Kolbe niet immers ook eerst een eenzame strijder? Heldhaftige figuren als Louis-Marie Grignion de Montfort en onlangs Edel Quinn laten zien welk een graad van heldhaftigheid een eenzaam strijdende Ridder van de Onbevlekte kan bereiken. Het is zeker niet lichtvaardig te beweren dat de stichter van de Priesterbroederschap St. Pius X, de apostel van Jezus en Maria, Monseigneur Lefebvre, van Maria, aan wie hij geheel en al was toegewijd, de kracht kreeg om praktisch geheel en al alleen te weerstaan aan het ensemble van de modernistische machten.
Maar waarmee strijdt de Ridder van de Onbevlekte? Behalve de algemene middelen die hierboven genoemd zijn, en waarbij gebed en offer de grootste plaatsen innemen, is zijn belangrijkste middel tot apostolaat die van het goede voorbeeld.
“Elke Ridder moet degenen die hem omringen, zijn familie, zijn kennissen, zijn collega’s van het werk, als zijn werkterrein beschouwen, om hen allen voor de Onbevlekte te winnen. Laat je niet ontmoedigen door de onverschilligheid en de kwaadaardigheid; de genade van God, door de Onbevlekte, zal sterker zijn. … Je moet je hele gezin winnen voor de Onbevlekte, dat is jouw werkveld. Jouw wapens zijn het gebed, het goede voorbeeld en de goedheid, vooral een grote zachtmoedigheid en goedheid, die als een weerspiegeling zijn van de goedheid van de Onbevlekte.” (Brief van Pater Kolbe aan een lezer, 12-9-1924, BMK p. 323)
“Een missionaris vertelt: op een dag komt een intelligente hindoe hem bezoeken en uit het verlangen om zich te bekeren tot het katholicisme. De verbaasde priester vraagt hem de reden hiervan. De man antwoordt dat hij eerst niet in het celibaat van de katholieke priester-missionarissen geloofde, maar dat hij lange tijd de missionarissen had geobserveerd en er op die manier van overtuigd raakte, en dat hij meende dat de katholieke godsdienst waar moest zijn als ze een dergelijke kracht verleende. Zo is het nog altijd: de mensen willen de christelijke geloofsleer in daad zien.” (Conferentie van Pater Kolbe van 13-2-1938, KMK p. 205)
“Hét middel om de M.I. uit te breiden is dus ons leven. De H. Paulus richt zich aldus tot de gelovigen: “Wees mijn navolgers, zoals ik dat ben van de Christus”. Doe zoals ik. Ieder onder ons moet hetzelfde doen en uitroepen met de H. Paulus: ‘Wees volmaakt …’ In woorden, maar tenminste in de geest, moeten we ons gedragen op een zodanige manier dat iedereen ons kan navolgen, en zo is het dat we onszelf heiligen. Dat is onze grootste missie: door het voorbeeld laten zien wat een Ridder van de Onbevlekte is.” (Conferentie van Pater Kolbe 5-3-1939, KMK, p. 338)
De opdracht van de M.I. in onze tijd
Te La Salette in Frankrijk, waar Onze Lieve Vrouw in 1846 verscheen aan twee kinderen, beschreef zij ons huidig tijdperk als volgt:
“Een voorloper van de antichrist zal met zijn troepen van meerdere naties tegen de ware Christus, de enige Redder van de wereld, strijden; hij zal veel bloed vergieten en zal de godsdienst willen vernietigen om zichzelf als een god te laten beschouwen …Voordat dit gebeurt, zal er een soort van valse vrede in de wereld zijn; men zal er slechts aan denken zich te vermaken; de slechten zullen zich overgeven aan allerlei soorten zonden; maar de kinderen van de H. Kerk, de kinderen van het geloof, mijn ware navolgers, zullen groeien in de liefde tot God en in de deugden die mij het meest dierbaar zijn. … Rome zal het geloof verliezen en de zetel worden van de antichrist. De duivelen in de lucht zullen met de antichrist grote wonderen doen op de aarde en in de lucht, en de mensen zullen steeds meer bedorven raken”. (L’apparition de la Très Sainte Vierge sur la montagne de La Salette ; avec l’imprimatur de Mgr. l’Evêque de Lecce, p. 21-22)
De apostelen van de laatste tijd
Wij beleven op dit moment de Goede Vrijdag van de mystieke Bruid van Christus, de H. Kerk. Zoals voorheen op Calvarië zo is het ook heden ten dage: Christus wordt verraden en miskend door het merendeel, slechts een klein groepje blijft hem trouw, bijeen dicht bij de Moeder van Smarten aan de voet van het Kruis. Wat is nodig om tot haar kinderen gerekend te worden? “Doch wat zullen die dienaars, die slaven, die kinderen van Maria zijn?” vraagt de H. Louis-Marie Grignion de Montfort. De beschrijving die men ervan geeft, is een groot ideaal, dat we eerst moeten bestuderen om het vervolgens steeds trouwer weer te geven en er ons tenslotte geheel mee te vereenzelvigen. Het toont ons aan hoe we ons moeten gedragen in die beslissende strijd:
“Gelouterd door het vuur van grote wederwaardigheden en innig aan God verkleefd, dragen zij het goud van de liefde in het hart, de wierook van het gebed in de geest en de mirre van de versterving in het lichaam, en ze zullen overal voor de armen en de nederigen de goede geur van Jezus Christus zijn, maar voor de groten, rijken en hovaardigen van deze wereld een doodsreuk. Zij zullen donderende wolken zijn, die bij de minste adem van de H. Geest door de lucht vliegen. Zonder zich ergens aan te hechten, zonder zich ergens over te verwonderen of om te bekreunen, zullen zij de regen van Gods woord en van het eeuwige leven overal uitstorten. …
Zij zullen ware leerlingen van Jezus Christus zijn, in de voetstappen tredend van Zijn armoede, nederigheid, wereldverachting en liefde, en de weg Gods prediken naar de zuivere waarheid, volgens het H. Evangelie, en niet volgens de grondstellingen van de wereld, zonder zich om iemand te bekreunen, zonder onderscheid van persoon en zonder enige sterveling, hoe machtig ook, te ontzien, aan te horen of te vrezen.
Zij zullen het tweesnijdend zwaard van Gods woord in de mond houden, de bebloede standaard van het Kruis op hun schouders dragen, het kruisbeeld in de rechter-, de Rozenkrans in de linkerhand, de heilige namen van Jezus en Maria op het hart en de zedigheid en versterving van Jezus Christus in heel hun gedrag”. (Gouden Boek no. 56-59)
De H. Maagd besluit haar boodschap in La Salette met de volgende oproep:
“Ik richt een dringende oproep naar de aarde: Ik roep alle ware leerlingen van de levende God, die heerst in de hemelen; ik roep alle ware navolgers van de mensgeworden Christus, de enige en ware Redder van de mensen, degenen die zich aan mij hebben gegeven opdat ik ze naar mijn goddelijke Zoon zou leiden, degenen die ik zogezegd draag in mijn armen, degenen die leven naar mijn geest; tot slot roep ik de apostelen van de laatste tijden, de trouwe leerlingen van Jezus Christus die leefden in de minachting van de wereld en van zichzelf, in de armoede en in de nederigheid, in de minachting en in de stilte, in het gebed en in de versterving, in de kuisheid en in de vereniging met God, in het lijden, en ongekend door de wereld. Het is tijd dat ze tevoorschijn komen en de aarde komen verlichten. Ga, en vertoon u als mijn geliefde kinderen; ik ben met u en in u, mits uw geloof het licht is dat u verlicht in deze ongelukkige dagen. Dat uw ijver u maakt als hongerend naar de glorie en de eer van Jezus Christus. Strijdt, kinderen van het licht, u, het kleine aantal dat u ziet; want hier is de tijd der tijden, het einde van de einden”. (L’apparition de la Très Sainte Vierge, op. cit. p. 23)
De deugd van trouw
De M.I. is opgericht in deze strijdgeest:
“De Ridder van de Onbevlekte staat niet onverschillig tegenover het kwaad dat zich verspreidt, maar hij verafschuwt het met geheel zijn hart en hij vervolgt te pas en te onpas, op elke plek en in elke tijd het kwaad dat de zielen vergiftigt. (L’idéal de la M.I., Niepokalanow, 1996, p. 70) Nu de kwade geest niet stilzit, maar daarentegen snel handelt volgens een goed opgesteld plan, zouden wij ons dan permitteren te aarzelen in onze werken, hier in Niepokalanow, de Stad van de Onbevlekte, wegens onbeduidende redenen: het gaat om zielen, om de verovering van de gehele wereld en van elke ziel in het bijzonder voor de Onbevlekte, het gaat om de heiliging van alle zielen door de Onbevlekte, tot aan het einde der tijden. Er zou een grote schade uit voortvloeien voor het heil van de zielen”. (Ibid. p. 77)
Het kleine aantal van diegenen die trouw zijn gebleven, zal op heel bijzondere wijze vervolgd worden door de hel. Als ze op zichzelf waren aangewezen, zouden ze onvermijdelijk verloren zijn, ze zouden geen weerstand kunnen bieden aan al die verschillende verleidingen en slimmigheden van de slang. Het is daarom dat de Redder Zijn overstelpte kinderen naar Maria leidt. Zij is ons gegeven voor de laatste tijden, als Overwinnares in alle strijdtonelen van God. Zij verzamelt haar trouwe kinderen in een klein leger, in een geestelijke wereld, geheel doordrongen van haar aanwezigheid, van haar zuiverheid, van haar schoonheid en van haar macht. Het gaat er niet om zich in nog een extra broederschap in te schrijven, niet uiterlijk tot het M.I. te behoren, maar eenvoudigweg – en dat is wel het belangrijkste – dat degene die trouw wil blijven aan Christus, zich aan Maria toewijdt, op welke manier dan ook, en dat hij leeft volgens deze toewijding.
De M.I. geeft hem een middel in handen om trouw te blijven in deze strijd: het voorbeeld van Pater Kolbe, de geschiedenis van de M.I., maar vooral haar innerlijke structuur, die zo goed beantwoordt aan de noden van onze tijd en die bovendien perfect is aangepast aan de moderne mens. Tot slot het belangrijkste: betreffende ons zielenheil en dat van anderen zal men moeilijk een ander werk vinden dat zozeer zal helpen om dit woord van Christus te verwerkelijken: “Wees trouw tot aan de dood en Ik zal je de kroon van het eeuwig leven geven!”.
Aan het eind zal mijn Onbevlekt Hart zegevieren
Het is een geopenbaarde en onfeilbare waarheid dat aan het eind van de tijden Christus zal wederkeren om te oordelen levenden en doden en dat Zijn Rijk geen einde zal hebben: dat is de laatste en definitieve overwinning van onze Redder, zoals de H. Paulus schrijft:
“Daarna komt het einde, als Hij het Koningschap aan God en de Vader overdraagt, na alle heerschappij en alle macht te hebben vernietigd. Want Hij moet Koning zijn, totdat Hij alle vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. … Zodra dus alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zichzelf onderwerpen aan Degene, die alles aan Hem onderwierp, opdat God zij: Alles in allen”. (1 Kor. 15, 24-28)
Zoals de morgenster de zon voorafgaat, zo zal de triomf van Maria die van Christus voorbereiden. Dat is waarom de eerste belofte van de Verlosser in deze termen spreekt over Maria: “Zij zal u de kop verpletteren”. En de Kerk, in haar liturgie, richt zich in deze woorden tot Maria: “Gij alleen hebt alle ketterijen in de wereld vernietigd!” Te Fatima horen we uit de mond van Maria de troostvolle woorden: “Aan het eind zal mijn Onbevlekt Hart zegevieren”. (Verschijning te Fatima, 13 juli 1917) En Pater Kolbe drukt er als volgt zijn overtuiging over uit:
“Het is zeker dat het de wil van God is dat de Onbevlekte alle harten verovert. Wanneer zal zij heersen in de wereld? Wanneer zal er in ieder land een Stad van de Onbevlekte worden opgericht? Wanneer zal de Wonderdadige Medaille op de borst van eenieder worden gedragen, wanneer zullen alle harten op de gehele wereld voor haar kloppen? Dat ieder van ons zich inspant alsmaar meer zijn toewijding te verdiepen: ik denk dat er geen beter middel is om dit gezegend ogenblik te bespoedigen”. (L’idéal de la M.I. op. cit. p. 77)
Bron: L’Immaculée Notre Idéal, Pater Karl Stehlin FSSPX, Kolbe Publications