Dit verhaal vindt plaats in China, in het vicariaat van Tché-ly, 30 oktober 1923. Drie mannen, die door struikrovers gevangen zijn genomen, zijn verplicht, onder bedreiging, hen naar het dorp Je-tten te brengen, dat de struikrovers willen plunderen. Niet gehoorzamen betekent de dood, dus ze vertrekken, maar, nauwelijks bij het dorp aangekomen, beginnen ze alle drie uit alle macht te schreeuwen: “Struikrovers!” Er wordt alarm geslagen en het dorp kan veiligheidsmaatregelen nemen, waardoor er niet meer geplunderd kan worden. Onmiddellijk worden de drie ter dood gebracht. De eerste sterft, het hoofd afgehakt. De tweede krijgt een diepe snede door de keel en kan toch nog het doopsel ontvangen alvorens te sterven. De derde echter draagt de Wonderdadige Medaille om de hals en al slaan de rovers erop los, de één na de ander, zijn hoofd wil er niet af. Slechts de kraag van zijn jasje is beschadigd. Verbaasd bij het zien van dit wonder verwensen de rovers deze christen, stoppen hem toch maar enige muntjes toe en sturen hem weg: “Jij hebt werkelijk een ijzeren nek!” Sinds toen heette de als door een wonder geredde “IJzeren Nek”. (Brief van Pater Bruno, missionaris van de Lazaristen, gepubliceerd in ‘Les Rayons’1924)
2019-06-15