Het snikken en de klacht van sergeant Frans Gajowniczek troffen echter de fijngevoeligheid van Pater Kolbe. Tegen alle regels in waagde hij het toen de ijzeren tucht te doorbreken: kordaat stapte hij uit de rijen, regelrecht op de commandant van het kamp af. De andere gevangenen fluisterden en gaven onderling door dat het Pater Kolbe was.
Na de muts te hebben afgenomen ging Pater Kolbe waardig, rechtop en met op het gelaat een diepe rust recht tegenover de commandant staan. Deze sprak: “Wat wil dit Poolse zwijn?” Pater Kolbe wees toen naar Frans en zei: “Ik ben een katholiek priester. Ik ben al oud. Ik wil zijn plaats innemen, want hij heeft vrouw en kinderen…” De commandant was zó verwonderd, dat het leek alsof hij de kracht niet meer kon opbrengen nog een woord te zeggen, maar na een kleine pauze zei hij tot zijn adjudant: “Hij is een Paap.” En even later sprak hij tot Pater Kolbe: “Daar ga ik mee akkoord. Raus!” en met een wenk gaf hij Frans opdracht weer plaats te nemen in de rij. Pater Kolbe nam de plaats in van de veroordeelde. Een getuige, ene dokter Wlodarski, die op minder dan drie meter afstand stond, verklaarde dat het niet te geloven was dat de commandant Frans liet weggaan uit de reeds aangewezen groep en het aanbod van Pater Kolbe aanvaardde en dat hij niet veeleer alle twee naar de doodsbunker verwees. Ook verklaarde hij dat hij op grond van de kennis, die hij had van de dienaar Gods, deze zich vrijwillig geofferd heeft om te sterven voor Frans Gajowniczek uit bovennatuurlijke, in hoge mate godsdienstige motieven. Deze Frans kende Pater Kolbe niet persoonlijk tot op het moment dat hij zich voor hem opofferde. Toch verkeerde Pater Kolbe in de mogelijkheid om eens levend het kamp te verlaten. Fysiek en psychisch was hij nog gezond genoeg. In de geschiedenis van het kamp van Auschwitz is dit het enige geval geweest dat een gevangene vrijwillig zijn leven gaf voor een ander.
Het gebeuren was dezelfde avond in het hele kamp bekend. Het offer maakte diepe indruk op de gevangenen, want in het kamp kende men praktisch geen naastenliefde. In het kamp gaf een gevangene zelfs niet een stukje brood aan een ander en hier offerde iemand zijn leven voor de redding van een ander, die hem onbekend was. Bij de autoriteiten van het kamp gaf het aanleiding tot verbijstering. De Duitsers zelf van het kamp waren verwonderd en verbaasd over de geestessterkte van de Poolse katholieke priester.